07-09-2022
Begrijp de werking van het spijsverteringsstelsel en voorkom daarmee gezondheidsproblemen
Wat betekent het om een grote herbivoor te zijn, wat zijn de twee belangrijkste spijsverteringsproblemen die vaak bij paarden worden waargenomen en hoe kunnen eigenaren het risico minimaliseren? Dr. David Marlin vertelt ons meer.
Dr. David Marlin
Zoals alle paardeneigenaren weten is het paard een herbivoor, ofwel planteneter. In het specifiek: Het paard is een niet-herkauwende herbivoor omdat het een kleine maag heeft die uit slechts één compartiment bestaat. In tegenstelling tot herkauwers zoals schapen, geiten, rundvee, herten, giraffen en lama's, die vier magen hebben; de pens, de lepmaag, de netmaag en de boekmaag.
Bij herkauwers is de pens de grootste maag. Deze bevat bacteriën, protozoa en schimmels die de voedseldeeltjes afbreken door fermentatie. Herkauwers boeren gedeeltelijk verteerd voedsel op om dit in de bek nogmaals te kauwen. Bij paarden daarentegen vindt geen fermentatie plaats in de maag. De cardiac sfincter, een krachtige sluitspier tussen slokdarm en maag, zorgt ervoor dat paarden niet kunnen boeren of braken. De pH waarde van het maagsap in het onderste deel van de paardenmaag is normaal rond de 2-3 (zeer zuur), in tegenstelling tot pH 6 á 7 (licht zuur tot neutraal) bij herkauwers. Zo’n lage zuurgraad houdt de maag gezond, het doodt de met het voedsel ingeslikte bacteriën, protozoa, schimmels en virussen en zet de vertering van eiwitten in gang. Eiwitten, vetten en zetmeel worden verteerd in de dunne darm, vezels kunnen alleen worden verteerd in de dikke darm.
De kleine paardenmaag is geschikt voor constante, langzame inname van ruwvoer, maar niet voor het verwerken van grote hoeveelheden geconcentreerde energie zoals granen. Het paard heeft ook een psychologische behoefte om kauwbewegingen te maken. Kauwen zorgt voor een continue aanmaak van speeksel, dat weer helpt om maagzuur te neutraliseren.
Maar wat betekent het om een grote herbivoor te zijn?
De meeste planten die paarden in het wild zouden eten hebben een laag energiegehalte. Dit houdt in dat wilde paarden, om voldoende energie binnen te krijgen, minstens 12 uur per dag bezig moeten zijn met eten. In sommige gevallen zelfs 18 uur. Vergelijk dit eens met bijvoorbeeld een hond. Een hond is ook een zoogdier, maar een carnivoor. Iedereen met een hond weet dat ‘eten’ slechts enkele minuten per in beslag neemt!
Wanneer we kijken naar het voedingspatroon van paarden, is er een groot verschil tussen onze 'gehouden' paarden en wilde paarden. Omdat het wilde paard hoofdzakelijk graast, zal het grassen binnenkrijgen met lage tot gemiddelde lage gehaltes proteïne (eiwit) en zetmeel, die slecht tot redelijk verteerbaar zijn. Ze hebben echter ook toegang tot een ruim aanbod van verschillende grassoorten. Bovendien zullen wilde paarden ook andere planten afgrazen. Dit dieet is wezenlijk anders dan dat van onze gedomesticeerde paarden. Zij grazen in weides met gemakkelijk verteerbaar gras, dat veel meer eiwit en energie bevat. Tegelijkertijd heeft het gedomesticeerde paard gewoonlijk niet de mogelijkheid om andere planten te eten. Om deze reden zal ons gedomesticeerde paard dat vaak maar één type ruwvoer eet niet vanzelf de gebalanceerde mix van voedingsstoffen binnenkrijgen zoals dat bij een wild paard wel het geval is.
Het spijsverteringskanaal van herbivoren is veel groter dan dat van carnivoren (vleeseters) of omnivoren (alleseters). Dit komt omdat de dikke darm, die op zijn beurt weer bestaat uit de blindedarm, het eerste- en het tweede gedeelte van de dikke darm, erg groot is. Dat is nodig om de enorme hoeveelheden voedsel, vocht en bacteriën efficiënt te kunnen verteren. In de dikke darm worden namelijk vezels verteerd door de daar aanwezige bacteriën. Bij mensen weegt het totale spijsverteringskanaal zo’n 6% van het lichaamsgewicht. Bij paarden is dit ongeveer 12% van het lichaamsgewicht. Stel dat het paard een carnivoor zou zijn, dan zou het er waarschijnlijk uitzien als een gigantische hazewindhond en zou het nog sneller kunnen lopen!
Wat zijn de twee belangrijkste spijsverteringsproblemen?
De twee meest voorkomende problemen in het spijsverteringsstelsel die we tegenkomen bij paarden zijn maagzweren en koliek. Beide zijn vaak gerelateerd aan voeding. Er zijn twee vormen van maagzweren, afhankelijk van de plaats waar ze zich bevinden. Het klier-rijke (glandulaire) gebied van de maag is het onderste gedeelte. Hier wordt zuur uitgescheiden en dit deel van de maag is gevuld met maagsap. Zweren die zich hier ontwikkelen ontstaan door afbraak van het beschermende maagslijmvlies (mucosa). Het bovenste gedeelte van de maag is klier-arm, we noemen dat wel het squameuze deel. Hier is normaal gesproken geen maagsap aanwezig. Zweren in dit gedeelte ontstaan door rechtstreekse aantasting van de maagwand door overtollig zuur.
De volgende factoren lijken verband te houden met een verhoogd risico op maagzweren: Intensieve of lange trainingen (vooral op een lege maag), lange tijd zonder ruwvoer, grote hoeveelheden krachtvoer tegelijk, hoge zetmeel inname, gebruik van pijnstillers (bijvoorbeeld Buut), koliek of andere darmproblemen, weinig ruwvoer, slechte kwaliteit ruwvoer (bijvoorbeeld stro), weinig water drinken, slechts korte tijd op de weide, hoge inname van elektrolyten en stress. Ondanks dat maagzweren kunnen leiden tot slechte prestaties, verandering in gedrag, verminderde eetlust, gewichtsverlies en een afname in conditie is het zelden fataal of een reden tot euthanasie. Dit in schril contrast met koliek, wat veruit de nummer één oorzaak van sterfgevallen bij paarden is.
Dus, wat zijn de fundamentele richtlijnen om het risico op spijsverteringsproblemen te beperken? Ieder paard heeft een fysieke en psychologische behoefte aan goede kwaliteit ruwvoer. Ruwvoer van lage kwaliteit (zoals stro of slecht hooi) kan beschouwd worden als maatregel tegen overgewicht, het kan echter ook leiden tot spijsverteringsproblemen. Hooi of kuilvoer dient zo min mogelijk stof en mini-organismen (gist, bacteriën, schimmels, etc.) te bevatten. Dit is niet alleen belangrijk voor de spijsvertering maar zeker ook van cruciaal belang voor gezonde longen! Stomen op hoge temperatuur is daarom een uitstekende manier om ruwvoer vrij van stof en ongewenste organismen te krijgen. Het onbeperkt verstrekken van ruwvoer, indien dat mogelijk is, zal tevens het risico op spijsverteringsproblemen verlagen.
Het paard heeft een kleine maag die niet ontworpen is om voer met hoge hoeveelheden energie, in de vorm van zetmeel, te verwerken. Krachtvoer dient in meerdere kleine porties over de dag verdeeld te worden Geef het bij voorkeur na het voeren van ruwvoer. Ruwvoer vertraagt namelijk de doorgang van het krachtvoer en verlaagt daarmee het risico dat zetmeel te snel door de dunne darm beweegt en onverteerd in de dikke darm aankomt. Daar zou het kunnen leiden tot een verstoring in de dikke darm.
Het spreekt voor zich dat schoon water altijd beschikbaar moet zijn. Water inname houdt direct verband met het droge stof gehalte van het ruwvoer. Paarden die veel gras eten zullen minder drinken dan paarden die kuilvoer krijgen. Paarden die droog ruwvoer (hooi) krijgen zullen het meest drinken. Ten slotte is het raadzaam om andere basisregels op het gebied van gezondheid in acht te nemen, zoals regelmatig ontwormen, nieuw voer rustig introduceren, verdeeld over meerdere weken, niet over dagen en regelmatige gebitscontrole.